Een studie van hoogleraren Anne Gielen en Dinand Webbink van Erasmus School of Economics werpt licht op hoe het historische migratiebeleid in Nederland het leven van drie generaties Surinaamse migranten heeft gevormd en stelt lang bestaande aannames over migrantenselectie en -integratie ter discussie.
Het wetenschappelijke artikel, dat binnenkort wordt gepubliceerd in de Journal of Human Resources, is getiteld "Unexpected Colonial Returns: Self-Selection and Economic Integration of Migrants Over Multiple Generations". De studie kan belangrijke implicaties hebben voor het immigratiebeleid wereldwijd, vooral nu landen blijven debatteren over de kosten en baten van het accepteren van migranten met diverse achtergronden.
Gielen en Webbink onderzoeken een unieke episode in de Nederlandse koloniale geschiedenis: de massale migratie van Suriname naar Nederland in de jaren zeventig, die volgde op de naderende onafhankelijkheid van Suriname. Deze onafhankelijkheid zou al snel nieuwe visumvereisten opleggen en migratie naar Nederland aanzienlijk bemoeilijken.
Toen het migratieverbod in 1974 werd aangekondigd, leidde dit tot een golf van migratie, bekend als de “beat-the-ban”-golf. In tegenstelling tot eerdere, economisch gemotiveerde migranten, die doorgaans jonger en hoger opgeleid waren, waren deze massamigranten representatiever voor de totale Surinaamse bevolking, waaronder ook oudere, lager opgeleide mensen en mensen uit meer landelijke en achtergestelde milieus.
Negatief geselecteerd maar veerkrachtig
Migranten die vlak voor de inreisverbodswet arriveerden, de zogenaamde "overwinningsgroep", waren over het algemeen ouder, lager opgeleid en minder voorbereid op het leven in Nederland dan eerdere, economisch gemotiveerde migranten. Daardoor bleven hun aanvankelijke economische resultaten ver achter bij die van zowel autochtone Nederlanders als eerdere Surinaamse migranten.
Versnelde vooruitgang over generaties heen
Ondanks deze vroege nadelen klommen de kinderen en kleinkinderen van migranten die de ban hadden overwonnen in de loop der tijd sneller op de maatschappelijke ladder dan de nakomelingen van eerdere migranten. Hun sociaaleconomische resultaten verbeterden sneller, waardoor de kloof met autochtone Nederlanders sneller kleiner werd.
Trage en ongelijke sociale mobiliteit
Hoewel de economische integratie over generaties heen verbetert, verloopt de vooruitgang geleidelijk. Beide migrantengroepen, ongeacht hun aanvankelijke selectie, vertonen een lagere sociale mobiliteit dan autochtone Nederlandse gezinnen, wat afwijkt van de patronen die in landen zoals de Verenigde Staten worden gezien. De studie suggereert dan ook dat volledige economische integratie meerdere generaties kan vergen.
De studie maakt gebruik van een buitengewone dataset die drie generaties Surinaams-Nederlandse gezinnen met elkaar verbond op basis van biologische familiebanden. Deze methodologische vooruitgang stelt onderzoekers Anne Gielen en Dinand Webbink in staat om intergenerationele uitkomsten over een periode van 40 jaar te bestuderen.
‘Ons onderzoek verandert de discussie over migrantenintegratie’, aldus Anne Gielen, hoogleraar Labour Economics and Policy. ‘De bevindingen suggereren dat beleidsmakers die zich bij binnenkomst baseren op selectiecriteria, het langetermijnpotentieel van migranten die in hun land van herkomst minder kansen hadden, over het hoofd kunnen zien.’
Dinand Webbink, hoogleraar Policy Evaluation, voegt daaraan toe: ‘Deze resultaten impliceren dat kansarme migranten generaties lang kunnen floreren, als ze de kans krijgen, en dat investeringen in de integratie van alle migrantengroepen op de lange termijn lonend zijn.’
- Professor
- Professor
- Meer informatie
For more information, please contact Ronald de Groot, Media & Public Relations Officer at Erasmus School of Economics: rdegroot@ese.eur.nl, +31 653 641 846.