Zijn de Amerikaanse aanvallen op Iraanse nucleaire installaties rechtmatig?

Arcuri reflecteert vanuit internationaalrechtelijk perspectief

De recente Amerikaanse bombardementen op Iraanse nucleaire installaties hebben wereldwijd tot ophef geleid. De aanvallen werden uitgevoerd in navolging van Israëlische aanvallen. Terwijl de Verenigde Naties spoedoverleg voerden en wereldleiders waarschuwden voor escalatie, rees binnen het internationaal recht een urgente vraag: zijn de aanvallen rechtmatig? Alessandra Arcuri, hoogleraar Internationaal Economisch Recht aan Erasmus School of Law, windt er geen doekjes om. “De mogelijkheid dat Iran kernwapens ontwikkelt rechtvaardigt geen aanval.”

Grenzen aan geweld

Volgens het VN-Handvest is het gebruik van geweld door staten slechts onder zeer strikte voorwaarden toegestaan: in geval van zelfverdediging of met toestemming van de VN-Veiligheidsraad. Dit is volgens Arcuri een van de stevigste pijlers van het internationale recht. “Een van de fundamentele normen van het internationaal recht is het verbod op het gebruik van geweld. Dit verbod is na de Tweede Wereldoorlog gecodificeerd in artikel 2(4) van het VN-Handvest en wordt weerspiegeld in het gewoonterecht,” legt Arcuri uit. Ze vervolgt: “Artikel 2(4) luidt: ‘Alle Leden onthouden zich in hun internationale betrekkingen van het dreigen met of het gebruiken van geweld...’.” Gezien de kernwaarde van het VN-Handvest, namelijk het handhaven van vrede, blijft het rechtmatig gebruik van geweld dus beperkt tot de eerdergenoemde zeer uitzonderlijke gevallen.

De controverse rondom preëmptieve aanvallen

Uit artikel 51 van het VN-Handvest blijkt dat er een aanval moet hebben plaatsgevonden voordat een staat zich rechtmatig op zelfverdediging kan beroepen. Arcuri licht dit toe en haalt daarbij een andere actualiteit aan: “Het duidelijkste geval is wanneer een staat door een andere is aangevallen, zoals Oekraïne in 2022. In dat geval kon Oekraïne zich rechtmatig beroepen op het recht op zelfverdediging tegen Rusland. Daden van zelfverdediging moeten bovendien noodzakelijk en proportioneel zijn om als rechtmatig te gelden. Het wordt ingewikkelder wanneer er nog geen aanval heeft plaatsgevonden.”

De Verenigde Staten probeerden hun bombardementen te rechtvaardigen als collectieve zelfverdediging ter ondersteuning van bondgenoot Israël.  Daarmee leunt het land op een nog meer omstreden rechtsgrond: de preëmptieve zelfverdediging. Arcuri vertelt: “Kort gezegd houdt deze doctrine in dat een staat zichzelf mag verdedigen vóórdat een aanval begint. Deze leer wordt zelden ingeroepen in de praktijk, maar wordt wel verdedigd door enkele academici en staten zoals Israël en de Verenigde Staten. Veel andere staten en juristen verwerpen deze leer als onrechtmatig, omdat zij niet strookt met de tekst van het VN-Handvest en misbruik in de hand werkt.” Zelf maakt Arcuri ook korte metten met de doctrine: “Het zonder kritiek aanvaarden van deze doctrine brengt het risico met zich mee dat zelfverdediging zo wordt opgerekt dat zowat alles een interventie kan rechtvaardigen. Daarmee wordt de kern van het verbod op het gebruik van geweld uitgehold, omdat elke staat op een bepaald moment oorlog zou kunnen voeren tegen een hypothetische aanval van een vijandige staat. Om die reden wordt algemeen aanvaard dat, als men zich wettelijk op zelfverdediging wil beroepen, er op zijn minst sprake moet zijn van een ‘onmiddellijke’ aanval. En er was geen onmiddellijke aanval van Iran.”

'Laatste kans’ als rechtvaardiging

Het kernbegrip in de discussie over preëmptieve aanvallen is dat een aanval ‘onmiddellijk’ moet zijn. Arcuri maakt hier een belangrijke kanttekening: “Het concept ‘onmiddellijk’ moet temporeel worden opgevat. Enkele juristen hebben geprobeerd dit concept op te rekken, bijvoorbeeld via de ‘laatste-kans-test' die preventieve aanvallen zou rechtvaardigen. Deze theorie is echter door een overweldigende meerderheid van de staten verworpen en maakt geen deel uit van het internationaal gewoonterecht.” Ze citeert een andere advocaat die dit vraagstuk heeft bestudeerd en die stelde: “De ‘laatste kans-test’ is geen recht. En dat is maar goed ook. In het beste geval zal een brede toepassing van deze toets ertoe leiden dat staten mogelijk catastrofale fouten maken over de vraag of andere staten daadwerkelijk de intentie hadden om hen aan te vallen.”

De casus Israël en de Verenigde Staten: schending van het VN-Handvest?

Omdat de Verenigde Staten zijn acties voorstelde als collectieve zelfverdediging en als hulp aan Israël hangt de rechtmatigheid van de Amerikaanse bombardementen volgens Arcuri samen met de vraag of de Israëlische aanvallen op Iran rechtmatig waren. Arcuri is van mening dat de Israëlische en Amerikaanse aanvallen onrechtmatig zijn. In haar ogen zijn de aanvallen een schending van artikel 2(4) van het VN-Handvest. “Israël rechtvaardigde zijn acties als preëmptieve zelfverdediging tegen de dreiging van Iraanse nucleaire wapens. Deze rechtvaardiging is niet houdbaar, omdat er geen bewijs is dat Iran op korte termijn een kernwapen zou bouwen of bereid was dit tegen Israël te gebruiken. Als de acties van Israël niet als rechtmatige zelfverdediging gelden, dan zijn die van de Verenigde Staten dat ook niet.”

Sommige academici vinden dat er sprake is van een voortgaand conflict tussen Israël en Iran. Arcuri vindt dat ook dan geen sprake is van rechtmatige aanvallen: “Zelfs als men een voortgaand conflict zou aannemen, dan zouden de proportionaliteitseisen blijven gelden, en die lijken niet aanwezig te zijn. De bombardementen op nucleaire installaties, de gerichte moorden op Iraanse leiders en wetenschappers, en de dood van bijna 400 burgers zijn niet proportioneel.” Volgens Arcuri gaan de Amerikaanse aanvallen mogelijk verder dan enkel schendingen van het VN-Handvest: “Het opzettelijk aanvallen van wetenschappers door het Israëlische leger is waarschijnlijk ook een schending van het internationaal humanitair recht, indien deze personen geen lid waren van de Iraanse strijdkrachten.” 

Ook vergelding kent grenzen

Als reactie op de aanvallen heeft Iran raketten afgevuurd op Israël. Of dat rechtmatig is, hangt af van de proportionaliteit en doelgerichtheid van de vergeldingsacties. Arcuri: “Alleen acties die gericht zijn op het afslaan van de Israëlische aanval kunnen als zelfverdediging worden beschouwd. Iran moet zich daarbij houden aan het internationaal humanitair recht. De raketten die een ziekenhuis in Beër Sjeva troffen, kunnen ook een schending daarvan vormen.” Zo laat Arcuri zien dat het internationaal recht niet alleen grenzen stelt aan het initiëren van geweld, maar ook aan de reactie erop. Vergelding is geen vrijbrief. Elke partij in een conflict moet binnen de kaders van het internationaal recht blijven handelen.

Wat als Iran wel kernwapens zou bouwen?

Arcuri gaat ook kort in op het scenario dat Iran daadwerkelijk kernwapens zou ontwikkelen. Op de vraag of een aanval in dat geval wel rechtmatig zou kunnen zijn, antwoordt zij: “De mogelijkheid dat Iran kernwapens ontwikkelt rechtvaardigt geen aanval. Volgens de New York Times oordeelden Amerikaanse inlichtingen dat Iran nog geen beslissing had genomen om een kernwapen te bouwen, ook al beschikt het over voldoende verrijkt uranium. Zelfs als een wapen binnen enkele maanden geproduceerd kon worden, betekent dit nog niet dat Iran het wilde of kon gebruiken.” 

Zorgwekkende trends

Tot slot reflecteert Arcuri op de bredere impact van dit soort geweld op internationaal recht. Ze vertelt: “Overtredingen ondermijnen het recht op zichzelf niet. Er zijn altijd schendingen geweest van het internationaal en nationaal recht. Wat mij zorgen baart zijn twee trends. De eerste is het afdoen van internationaal recht als irrelevant. Vooral in hegemoniale landen, zoals de Verenigde Staten wordt er steeds vaker in termen van geopolitiek gesproken, alsof het recht er niet toe doet. Die houding is gevaarlijk en kan het systeem verzwakken.” De tweede trend die haar zorgen baart is het meten met dubbele maten: “Europese landen hebben fel de Russische invasie van Oekraïne veroordeeld, maar zijn veel terughoudender in het veroordelen van de oorlogsmisdaden in Gaza en de duidelijk onrechtmatige aanvallen van Israël en de Verenigde Staten op Iran.”

Het recht als bescherming van het individu

Arcuri eindigt met een belangrijke boodschap over de morele en menselijke waarde van het internationaal recht. “Gezien de onderlinge verbondenheid van het leven op aarde is het vandaag belangrijker dan ooit om het internationaal recht te respecteren. Het internationaal recht, hoe onvolmaakt ook, is het juridische systeem dat staten, internationale organisaties en andere relevante actoren kan helpen om op mondiaal niveau samen te werken. Ik denk hierbij aan de woorden van Hersh Lauterpacht, die het begrip ‘misdaden tegen de menselijkheid’ vormgaf tijdens de Neurenbergprocessen: ‘het individu is de uiteindelijke eenheid van alle recht.’”

Ze sluit af met de woorden: “Ik denk ook aan dat kind met een passie voor judo, een yogadocente, een 24-jarige dichteres die sinds 2022 deelnam aan protesten in Teheran en zonder hoofddoek over straat liep. Zij, die er nu niet meer zijn, blijven voor mij de ultieme eenheden van het internationaal recht en van de schendingen daarvan.”

Professor
Meer informatie

Voor meer informatie is het mogelijk om de links in de tekst te raadplegen. 

Gerelateerde content
Violi bespreekt de cruciale rol van het Internationaal Gerechtshof bij het handhaven van het internationaal recht en het bevorderen van rechtvaardigheid.
Federica Violi

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen