Wat betekent het om juridisch gelijk te zijn in een wereld waarin wetten vaak zijn geschreven vanuit een heteronormatief en binair mensbeeld? Deze vraag staat centraal in het promotieonderzoek van Masuma Shahid, promovenda aan Erasmus School of Law. Het onderzoek richt zich op de manier waarop het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) en het Amerikaanse Hooggerechtshof (US Supreme Court) omgaan met gelijke huwelijksrechten voor LHBTI+’ers. Shahid vertelt wat haar aanzette tot dit onderzoek: “Rechterlijke uitspraken over het homohuwelijk en andere rechten en voordelen die gelinkt zijn met de erkenning van verschillende vormen van relaties, de zogenaamde ‘gelijke huwelijksrechten’, lopen heel erg uiteen ondanks dat het vaak om dezelfde of soortgelijke rechtsvragen gaat. Dit maakte mij nieuwsgierig naar de redenen erachter en waarom rechters rechtsbepalingen op bepaalde manieren interpreteren als het op homokoppels of andere seksuele minderheden aankomt die een beroep doen op dit soort rechten in vergelijking met heterokoppels. Aangezien er weinig mensen in Europa hier onderzoek naar doen, zag ik met mijn Europeesrechtelijke achtergrond er wel heil in.” Shahid heeft op 23 mei 2025 haar proefschrift ‘Queering Courts. Analysing the Equal Marriage Rights Case Law of the European Court of Human Rights, the Court of Justice of the European Union and the United States Supreme Court’ verdedigd.
Een queer kijk op het recht
Wat Shahids onderzoek bijzonder maakt, is de vergelijking die gemaakt wordt tussen het EHRM, HvJEU en de US Supreme Court. “Wat het onderzoek verder onderscheidt en relevant maakt, is dat de analyse door middel van ‘queer theory’ en dan met name ‘queer legal theory’ middels ‘deconstructie’ van taal plaatsvindt,” vertelt ze. Door kritisch te kijken naar hoe taal wordt ingezet in rechterlijke uitspraken, wordt zichtbaar hoe bepaalde normatieve aannames, bijvoorbeeld over geslacht, gender of seksualiteit, het juridische oordeel beïnvloeden. Queer legal theory, die zijn wortels heeft in queer theory en critical legal studies, stelt vragen bij deze aannames en maakt zichtbaar hoe het recht normen bevestigt of juist uitsluit. Shahid legt uit: “Queer legal theory is een stroming binnen de rechtswetenschap die kritisch kijkt naar hoe het recht normen omtrent gender en seksualiteit reguleert, bevestigt en vaak marginaliseert.” Die benadering stelt Shahid in staat om de juridische redeneringen van rechters te analyseren en daarbij bloot te leggen welke groepen worden uitgesloten van rechtsgelijkheid.
Drie hoven, drie soorten logica
Een van de belangrijkste onderdelen van haar onderzoek is de vergelijking tussen de manier waarop het EHRM, het HvJEU en de US Supreme Court omgaan met gelijke huwelijksrechten. Daarbij blijkt dat de culturele, politieke en institutionele context een grote rol speelt in hoe wetgeving wordt geïnterpreteerd en toegepast. Shahid: “Er zijn heel veel verschillen die met name voortvloeien uit de verschillen in de rechtssystemen.” Zo benadrukt Shahid dat het HvJEU vooral handelt vanuit een economische logica: “Het HvJEU promoot de economische integratieagenda van de EU en dat is terug te zien in de zaken betreffende gelijke huwelijksrechten die veelal beslecht worden naar de principes van de interne markt.”
Het EHRM daarentegen is volgens Shahid juist voorzichtiger, “omdat dit onderwerp best gevoelig ligt bij de grotere hoeveelheid lidstaten van de Raad van Europa die tevreden gehouden moeten worden.” Bovendien ontbreekt bij de Raad van Europa het handhavingsmechanisme dat de EU wel heeft. Als uitspraken van het EHRM als te radicaal worden gezien, kunnen staten deze eenvoudig negeren, wat de geloofwaardigheid van het Hof en de Raad onder druk zet. Om die reden kiest het EHRM eerder voor alternatieve vormen van juridische erkenning van relaties van homokoppels, zoals geregistreerd partnerschap of een samenlevingscontract, zodat het gevoelige instituut ‘huwelijk’ ongemoeid blijft. Maar juist daarin schuilt volgens Shahid een probleem: veel rechten en voordelen, zoals belastingen, sociale zekerheid en huisvesting, zijn gekoppeld aan het huwelijk. Wanneer die voordelen ontzegd worden aan homokoppels op basis van formele constructies, leidt dat volgens haar tot feitelijke ongelijkheid en (systematische) discriminatie.
In de Verenigde Staten, waar zaken de US Supreme Court bereiken wanneer grondwettelijke rechten in het geding zijn, zijn uitspraken sterk afhankelijk van de politieke samenstelling van het hof. De legalisering van het homohuwelijk door de Obergefell-uitspraak was mogelijk dankzij een minder conservatief US Supreme Court. Op dat moment waren meer rechters benoemd door Democratische presidenten. Maar Shahid waarschuwt: “De huidige Supreme Court wordt gezien als de meest conservatieve in meer dan tachtig jaar.”
Terugdraaien van rechten in de Verenigde Staten
In dat licht is de terugtrekking van bepaalde rechten tijdens het presidentschap van Trump geen toeval, maar onderdeel van een bredere juridische en politieke trend. “Er is in de VS een algehele ‘terugtrekking’ zichtbaar van beleid dat te maken heeft met diversiteit, gelijkheid en inclusie,” zegt Shahid. Volgens haar zijn de gevolgen hiervan direct voelbaar: “Als er nu rechtszaken worden gestart, dan kunnen die over een tijd de US Supreme Court bereiken.” De angst is dat de conservatieve meerderheid in de US Supreme Court zal proberen eerder verworven rechten, zoals het recht op abortus en het homohuwelijk, terug te draaien; in het geval van het recht op abortus is dat al gelukt met de Dobbs-zaak waarin is aangekondigd dat ook de LHBTI+-zaken dienen te worden heroverwogen. Shahid licht toe: “In het geval van een federale overturn is het aan de 50 individuele staten om het recht te regelen of te verbieden. Momenteel zijn er 35 staten die het homohuwelijk verbieden. Om die reden zijn in de aanloop van de verkiezing van Trump duizenden homokoppels snel getrouwd zodat zij rechtszekerheid hebben mocht er een overturn plaatsvinden. Ook is er door het Congres de ‘Respect for Marriage Act’ aangenomen die ervoor zorgt dat homokoppels het recht op erkenning van een huwelijk gesloten in een andere staat behouden. Echter zijn homokoppels in 35 staten dan nog steeds aangewezen naar een andere staat te reizen, daar te trouwen en bij terugkomst te hopen dat hun erkenningsverzoek wordt ingewilligd, laat staan een verzoek om gelijke rechten ten aanzien van bepaalde uitkeringen of voordelen.” Shahid wijst erop dat de bescherming van LHBTI+-rechten niet alleen afhankelijk moet zijn van politieke meerderheden, maar gewaarborgd moet worden door fundamentele beginselen en mensenrechten.

Waardigheid als uitgangspunt
Een van die fundamentele uitgangspunten is het begrip ‘waardigheid’. Dit beginsel vormt volgens Shahid een cruciale schakel in het beschermen van seksuele minderheden. Shahid legt uit: “Het beginsel van ‘waardigheid’ is in vele internationaalrechtelijke kaders vastgelegd en kan LHBTI’ers beter bescherming bieden aangezien het de universele waardigheid van elk mens benadrukt ongeacht diens geslacht, gender, seksualiteit en seksuele oriëntatie. Vele rechten zijn op dit beginsel gebouwd, zoals de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie. Zo zijn zaken in alle drie de jurisdicties waarin het beginsel van waardigheid is benadrukt vaker in het voordeel van homokoppels en andere seksuele minderheden beslecht omdat er objectiever naar de toepassing van een recht wordt gekeken los van de factoren van religie, cultuur, tradities, et cetera.” Daarbij spelen ook de Yogyakarta-beginselen een belangrijke rol. Deze beginselen hebben betrekking op de rechten van LHBTI+-personen en de queer gemeenschap in het algemeen. Shahid verklaart: “Hoewel de beginselen als soft law worden beschouwd en als zodanig niet juridisch bindend zijn, hebben ze wel degelijk waarde en worden ze vaak door rechters wereldwijd aangehaald.” In combinatie met waardigheid, gelijkheid en non-discriminatie helpen de beginselen om uitspraken inclusiever en meer in lijn met universele mensenrechten te maken.
Binair en heteronormatief
Toch loopt de praktijk vaak nog achter op deze idealen. Rechters houden in veel zaken vast aan binaire en heteronormatieve definities van gender en seksualiteit, wat directe gevolgen heeft voor LHBTI+’ers. Shahid vertelt over de binaire termen waarin veel rechters denken: “Wat betreft geslacht zijn er alleen maar ‘mannen’ en ‘vrouwen’ en zijn er bepaalde verwachtingen op basis van hun gender van hoe zij zich dienen te gedragen.” Shahid toont aan dat mensen die van deze norm afwijken, bijvoorbeeld doordat zij niet-heteroseksueel zijn of een gendertransitie hebben ondergaan, vaak buiten de boot vallen, tenzij zij zich weten aan te passen aan het traditionele beeld van een heterokoppel.
Zelfs positieve ontwikkelingen, zoals uitspraken die transpersonen meer rechten geven, blijven binnen de grenzen van deze norm. Shahid verduidelijkt: “Het EHRM is in nieuwere zaken omtrent transpersonen die willen trouwen van mening veranderd, maar ook slechts in het geval dat de persoon na transitie wil trouwen met iemand van het andere geslacht. Dit soort interpretaties zijn erg beperkend voor LHBTI+’ers van wie wordt verwacht dat zij zich assimileren naar heterokoppels in plaats van dat er naar hun eigen situatie en wensen wordt gekeken wanneer zij een beroep doen op gelijke huwelijksrechten.” Kortom, aan het eind van de dag moet men nog steeds voldoen aan het traditionele beeld.
Een queer benadering van juridische interpretaties
Daarom pleit Shahid in haar onderzoek voor een fundamenteel andere benadering: een queer benadering van juridische interpretaties. “Een queer benadering houdt als eerste in dat men kritisch nadenkt over wie normen vaststelt, wie deze normen dienen, welke interpretatiemethoden er worden gebruikt en voor wie deze interpretatiemethoden gunstig uitpakken,” aldus Shahid. In de praktijk betekent dit onder meer dat begrippen als geslacht, gender en seksualiteit niet langer worden geïnterpreteerd als vaststaande categorieën, maar als een spectrum. Shahid: “Dat zorgt er dan voor dat er bij het bepalen of een bepaald recht van toepassing is, bijvoorbeeld het recht om te huwen, het spectrum als uitgangspunt wordt genomen in plaats van hetero- en cisnormativiteit.”
Daarnaast geeft zij aan dat bij de inzet van bepaalde interpretatiemethoden moet worden afgevraagd of deze wel de beste ten aanzien van seksuele minderheden zijn. Shahid zegt daarover: “Zo past het EHRM vaak een consensus-benadering toe om te kijken of staten bepaalde positieve verplichtingen hebben. Echter kun je bij seksuele minderheden niet kijken of er in de meeste Europese of EU-landen een consensus bestaat over bepaalde seksuele praktijken, want die zal er ten aanzien van seksuele minderheden niet bestaan.” Juist dan is het van belang om andere principes, zoals waardigheid, gelijkheid, proportionaliteit en de Yogyakarta-beginselen als leidraad te nemen in rechterlijke uitspraken.
Onderzoek met impact
Na zeven jaar onderzoek te hebben verricht naast haar fulltimebaan, voelt Shahid zich meer dan tevreden over het resultaat: “Het feit dat ik het onderzoek 7 jaar lang één dag in de week naast mijn fulltime-onderwijsverplichtingen heb verricht en het heb kunnen voltooien, geeft mij een erg voldaan gevoel.” Haar proefschrift wordt later dit jaar gepubliceerd als monografie en ligt nu al in de bibliotheek van de Hoge Raad. Ook werkt ze aan een tweede druk van haar boek ‘Europees recht begrepen’, ontwikkelt ze een driedaagse cursus ‘Executive LGBTQ+ Rights Course’, blijft ze actief in het onderwijs en zal ze nu zelf een PhD-kandidaat gaan begeleiden. Ze hoopt andere juristen te inspireren om kritischer te kijken naar wetgeving en interpretatie omtrent LHBTI+-rechten. Voor Shahid draait het om impact. Ze hoopt dan ook dat haar promotieonderzoek effect zal hebben: “Uiteindelijk wil je als onderzoeker zien dat je onderzoek impact heeft, dus ik hoop dat het de rechters om wie het gaat ook bereikt.”
- Promovendus
- Meer informatie
Raadpleeg het volledige onderzoek van Shahid hier.
- Gerelateerde opleiding